Neena Simkhada | Hoe dit idee precies is ontstaan, weet niemand meer. Maar één ding is zeker: ik was dolblij dat mijn goede vriendin Berber net zo gek was om samen met mij deze ellendig lange toertocht te rijden. Mijn partner in pain (and gain) gaat tijdens de Sea Ice Classic voor de 100 km, ikzelf voor de dubbele afstand.
The day before the day after
Vandaag stond in het teken van support en afkijken hoe het moet: de Grand Prix 4. We zagen de vrouwen 80 km en de mannen 100 km schaatsen – soepel, snel en met een techniek waar we alleen maar van kunnen dromen. Van al dat supporteren en de mentale voorbereiding kregen we trek, dus tijd voor koffie met – ofcourse – cinnamon buns. De nodige energievoorziening voor wat er komen gaat.

In de middag konden we het ijs verkennen onder leiding van twee bekende gezichten van de Jaap Edenbaan: Peter en Sterre. Even was er wat verwarring over de ingeschreven afstanden (de kilometers van mij en Berber waren omgedraaid), maar omdat Berber toch licht benauwd werd van het idee van een 200 km, hebben we ze snel weer teruggewisseld. Crisis afgewend.
Op de vooravond van de tocht lag alles strategisch klaar onder het Noorderlicht met o.a. drie buffs p.p. (om af te wisselen), een gigantische skibril en een tas vol chocoladerepen om ons door de diepe dalen te slepen. De dag eindigde met schaatstips van roeikennis Arno, die de 200 km al had voorgewerkt met stichting Skate4Air. Zijn gouden advies? Hoe harder je schaatst, hoe makkelijker het wordt. Klinkt logisch… toch? Morgen testen we het uit!
De grote dag
Mijn avontuur begon gruwelijk vroeg: om 04:40 zat ik al met andere schaatsgekkies aan het ontbijt. Met nog frisse moed stapte ik richting het ijs en zette direct de toon door uit enthousiaste gretigheid met mijn schoen op de gladde ijsbaan te stappen – een subtiele poging om alvast over mijn valangst heen te komen.
In het donker verzamelden de schaatsers zich aan de start, 140 hoofdlampjes klaar voor de strijd. Het verlossende bliepje klonk en daar vertrokken we, de onverschrokkenen van Luleå. De kopgroep denderde met 26 km/u over het ijs (“hoe harder je gaat, hoe makkelijker het is”). Ik probeerde de souplesse van deze toppers te spiegelen, maar die code had ik 200 km later nog steeds niet gekraakt. Na 45 km moest ik mijn locomotief laten gaan: blaren. Gelukkig schoot de verzorging te hulp, werd mijn voet deskundig opgelapt en ging ik na een dosis paracetamol en ibuprofen weer verder.
Berber begon haar tocht om 09:00 heldhaftig en solo, al had ze al snel een volger die dankbaar gebruikmaakte van haar windschaduw. Ze hield een mannenduo aan als ijkpunt voor tempo en focus.
Ondertussen reden de profs hun wedstrijd (mannen 50 km, vrouwen 40 km – een sprint voor deze helden). Hierdoor moest een deel van het ijs gedeeld worden. De toerrijders kregen minder ruimte en ijsverzorging dan de marathonploeg, wat soms tot spannende taferelen en opstoppingen leidde. Maar de aanpassing was nodig: de wedstrijdrijders moesten immers een rustdag hebben voordat zij de 200 km (a.s. zaterdag) in Luleå zouden rijden.
Verder met onze tocht: Op 90 km kreeg ik de aangename en zeer welkome hulp van Arno, die mij tot de 150 km uit de wind hield. Ondertussen vond ik Berber plots terug, bezig met haar tiende ronde. Ik ging onderuit – Berber viel empathisch mee. Ik moest nodig even bijtanken en een tosti scoren, waarop Berber besloot om haar laatste vier rondes van 7,5 km weer onafhankelijk van eenieder (en zonder tosti) voort te zetten.
Voor mij begon toen de mentale strijd. Het was een zoektocht naar treintjes om bij aan te sluiten en het ijs werd verraderlijk. Scheuren, onzichtbaar opgevuld met sneeuw, zorgden voor valpartijen, wat betekende dat, toen ik eindelijk een prachtig treintje vond achter de uiteindelijke winnares en haar vader, ik na een paar meter alweer op het ijs lag.
Berber’s heldhaftige strijd eindigde om 14:45. Ze was helemaal klaar met schaatsen, klaar met het ijs, doorweekt van het zweet; en dan was daar nog een niet helemaal frisse ik, die haar vroeg hoeveel rondes ik zelf nog moest. Het antwoord was vier rondes, waarop ik mij zonder verdere communicatie of felicitatie in mijn laatste 30 km van ellende stortte.
Een oplettende Sterre pikte op dat mijn tocht er ‘bijna’ op zat en waar zij de 200 km waarschijnlijk niet meer zou halen (o.a. doordat ze heen en weer had geschaatst om andere reddeloze schaatsers moed in te praten!) hervond ze – naar eigen zeggen – weer kracht en motivatie voor het schaatsen door mijn doel ook háár doel te maken. Zij heeft mij vervolgens de laatste rondes erdoorheen getrokken, waarbij er ook af en toe wat afleiding was in de vorm van een gesprek – en zo bleek Sterre ooit in de klas te hebben gezeten met mijn zusje. Kleine wereld.
En dan was eindelijk mijn laatste ronde aangebroken. Berber had zich inmiddels opgefrist en stond klaar om mijn finish te filmen en bij alles te assisteren waar ik geen kracht meer voor had. “Ik ga nooit meer een 200 km doen,” was het eerste wat ik uitbracht voordat ik mij in Berber’s armen stortte.
En zo eindigde een dag van afzien, vallen en opstaan, vriendschap, mentale kracht en absurd veel schaatskilometers. En pizza in bed.
Grand Prix Finale
Omdat de Alternatieve Elfstedentocht op de Weissensee was afgelast door de dooi, kreeg Luleå vandaag de eer om de marathonschaatsers te verwelkomen op de Botnische golf voor hun 200 kilometer op natuurijs. Mooi, maar geen gemakkelijke opgave…
Bij het ontwaken spiekten Berber en ik naar buiten: mist! Maar pas toen we daadwerkelijk naar buiten stapten, beseften we hoe bar het weer was. De temperatuur was rond het vriespunt, maar het waaide flink en wij hadden al moeite om überhaupt vooruit te wandelen. Ons ontzag voor de rijders groeide met de minuut – en wat een geweldig geluk hebben wij gehad met het weer tijdens onze tocht!
Om 07:00 klonk het startschot voor de vrouwen, die met 33 rijdsters aan hun tocht begonnen. Van hen haalden 16 uiteindelijk de finish. Een kwartier later vertrokken de mannen: 44 deelnemers, waarvan slechts 11 de volledige 200 kilometer voltooiden. Tussen het aanmoedigen door hielden we ook een oogje op de rijders die we kenden: Eline Cox (#54) en Iza Stekelenburg (#72), ZTIKZ-idolen die ik ooit hoop te ontmoeten.
De Grand Prix Finale, oftewel De Zweedse 200 – Sea Ice Classic, bestond uit 24 rondes van 8.340 meter. De vrouwen reden met een gemiddelde snelheid van 26 km/u, de mannen tikten zelfs 33,3 km/u aan. En alsof 200 km in barre omstandigheden nog niet genoeg was, trokken ze er nog een eindsprint uit. Bij de vrouwen was het fascinerend om te zien hoe de kopgroep in de laatste ronde nog werd bijgehaald door de achtervolgers, waarna een stuk of tien rijders in volle sprint de eindstreep passeerden. Bij de mannen klokte de winnaar een eindtijd van 6 uur en 3 minuten, de snelste vrouw finishte na 7 uur en 32 minuten.